-
1 couler
couler [koelee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:couler un pas de danse • een danspas glijdend uitvoerencouler un regard vers qn. • een zijdelingse blik op iemand werpencouler la lessive • de was koken1 glijden ⇒ (binnen)sluipen, indringen♦voorbeelden:¶ se la couler douce • een plezierig leven, zorgeloos bestaan hebben, het ervan nemen1. v1) stromen, vloeien3) lekken, lopen [neus, kaas]4) druipen [kaars]5) zinken [schip]6) verdrinken7) (over)gieten8) storten [cement, beton]10) leiden [leven]11) doorbrengen [tijd]12) kelderen, in de grond boren2. se coulerv -
2 ensabler
ensabler [ãsaablee] -
3 blindage
blindage [blẽdaazĵ]〈m.〉m1) pantsering [schip, voertuig]2) afscherming [elektriciteit] -
4 point
point1 [pwẽ]♦voorbeelden:(ne) point de … • geen …————————point2 [pwẽ]〈m.〉3 mate ⇒ staat, graad, moment4 punt ⇒ zaak, onderwerp, kwestie6 (brei-, naai)steek♦voorbeelden:points de suspension • gedachtepuntjes, puntje, puntje, puntjemettre le, un point final à qc. • ergens een punt achter zettenun point, c'est tout • punt uit, en daarmee basta→ misepoint de chute • plaats van inslagpoint d'eau • tappuntpoint d'impact • trefpuntpoint d'intersection • snijpunt, kruispunt, knooppunt 〈 van wegen〉point de mire • mikpuntpoint de section • snijpuntpoint de vue •〈zie ‘point de vue’〉les points cardinaux • de windstrekenc'est son point faible • dat is zijn zwakke puntl'affaire est au point mort • de zaak is vastgelopenmettre (le levier) au point mort • de versnelling in zijn vrij zetten3 à ce point (que) • in zodanige mate (dat), zo erg (dat)à tel point que, au point que 〈+ aantonende wijs, soms aanvoegende wijs〉 • zo zeer, zo veel datau point de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo zeer, zo veel datà quel point • hoe erg, hoe zeerau point où en sont les choses • zoals de zaken (ervoor) staanau dernier point, au plus haut point • uiterst, tot het uiterstenous en sommes toujours au même point • we zijn nog altijd even vermal en point • lelijk toegetakeld, in slechte staatêtre mal en point • er slecht aan toe zijn4 point de détail • detailkwestie, onbelangrijk puntpoint d'honneur • erezaakpoint de religion • gewetenszaakpoint critique • heet hangijzer, punt waar het om draaitde point en point • letterlijk, preciesde, en tout point, en tous points • in alle opzichten, op alle puntenun discours en trois points • een redevoering in drie delenpoint par point • punt voor puntsur ce point • wat dit betreftbattre aux points • op punten verslaanrendre des points à qn. • iemand punten voorgeven; 〈 figuurlijk〉sterk staan, in het voordeel zijn ten opzichte van iemandvainqueur aux points • winnaar op punten6 point de couture • stiksel, stiksteekpoint mousse • ribbelsteekpoints de suture • hechtingenpoints de tapisserie • borduurstekenfaire un point à • met een paar steken bij elkaar halen7 point d'attache • thuishaven, standplaatsfaire le point • 〈 van schip〉bestek opmaken, positie bepalen; 〈 figuurlijk〉de balans opmaken, inventariseren8 point de côté • steek, pijn in de zijpoint de côté • steek in de zijau point du jour • bij het krieken van de dagtomber à point • goed van pas komen, goed uitkomenà point • gaar, precies goedà point nommé • stipt op tijd, als geroepenêtre au point • in orde zijn, goed werkenêtre sur le point de • op het punt staan om (te)m1) punt2) stip3) mate, graad4) cijfer5) (brei-, naai)steek6) positie, standplaats7) steek [in de zij]8) (het) aanbreken [dag] -
5 faire
faire1 [fer]〈m.〉1 〈 beeldende kunst, literatuur〉manier van schrijven, schilderen, beeldhouwen ⇒ stijl, techniek, wijze van uitvoering→ dire————————faire2 [fer]1 maken2 doen9 zeggen ⇒ antwoorden 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:ce faisant • daarbijque faire? • wat te doen?mais qu'est-ce qu'ils font! • wat spoken ze toch uit!qu'est-ce que vous faites dans la vie? • wat doet u (voor de kost)?quoi qu'on fasse, il n'est jamais content • wat men ook doet, hij is nooit tevredenpour quoi faire? • waarvoor?, waarom?il ne fait rien à l'école • hij presteert niets op schoolje ne peux pas faire autrement • ik kan niet andersil a bien fait • dat heeft hij goed gedaanfaire bien, mal de 〈+ onbepaalde wijs〉 • er goed, verkeerd aan doen tecomment avez-vous fait pour résoudre ce problème? • hoe heeft u dit probleem opgelost?3 faire de l'anglais • 〈 aan de universiteit〉 Engels studeren; 〈 op school〉 Engels leren; 〈 in vrije tijd〉 aan Engels doenfaire de l'aviron, de la natation, de la voile • roeien, zwemmen, zeilenil a fait les Beaux-Arts • hij heeft de academie voor beeldende kunsten doorlopenfaire que 〈+ aantonende wijs〉 • ten gevolge hebben dat, veroorzaken dat〈 onpersoonlijk, van tijd〉 ça fait quinze jours que je ne l'ai pas vu • ik heb hem sinds veertien dagen niet geziencent centimètres font un mètre • honderd centimeter is een meteril fait un mètre quatre-vingts • hij is 1,80 m (lang)quelle pointure faites-vous? • welke maat (schoenen) heeft u?je fais du quarante • ik heb maat veertigquatre et trois font sept • vier en drie maakt, is zevencombien fais-tu? • hoe groot, zwaar ben jij?combien ça fait? • hoeveel is dat?il me fait penser à mon oncle • hij doet me aan mijn oom denkenfaire rire qn. • iemand aan het lachen makenfaire savoir (à qn.) que • (iemand) mededelen datfaire traverser la rue à qn. • iemand de straat helpen overstekenfaire l'idiot • zich van den domme houden; gek doen9 sans doute, fit-il, vous avez raison • ongetwijfeld, antwoordde, zei hij, u heeft gelijkmon manteau fera l'hiver • met mijn jas kom ik de winter nog wel doorune bouteille de whisky me fait six mois • ik doe zes maanden met een fles whiskyest-ce qu'il a déjà fait sa rougeole? • heeft hij al mazelen gehad?faire jeune • er jong uitzienvotre cravate fait sérieux • door uw das ziet u er serieus uitsi tu fais cela, tu auras à faire à moi • als je dat doet, dan krijg je het met mij aan de stokavoir à faire à, avec • te doen, te maken hebben metn'avoir que faire de qc. • iets niet nodig hebbenêtre fait pour • bestemd, geschikt zijn voor〈 informeel〉 (il) faut le faire! • doe het maar eens na!ça fait une heure que je t'attends • ik wacht al een uur op jeen faire (à sa tête) • zijn eigen gang gaanje n'en ferai rien! • ik denk er niet aan!en faire tout un drame • er een drama van maken〈 informeel〉 on ne me la fait pas! • ik ben niet van gisteren!qu'est-ce que cela fait? • wat zou dat?qu'est-ce que ça peut bien vous faire? • wat kan u dat eigenlijk schelen?qu'est-ce que vous voulez que ça me fasse? • wat maakt het mij uit?ça ne fait rien • dat doet er niet toerien à faire! • niets daarvan!, nee is nee!rien n'y fit • niets hielpnous ne pouvons rien y faire • wij kunnen er niets aan doencela y fait beaucoup • dat maakt veel uitça fait bien de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is in de mode, het staat goed tec'est bien fait! • goed zo!c'est bien fait (pour lui)! • net goed!, lekker!il ne fait que commencer • hij begint pasne faire qu'entrer et sortir • even bij iemand aanwippenne faire que (de) 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo pas, net, juist iets gedaan hebbencela ne fait rien à l'affaire • dat verandert niets aan de zaakqu'est-ce que tu as fait de mes clefs? • wat heb je met mijn sleutels gedaan?ne pas pouvoir faire que • niet kunnen verhinderen dat〈 kaartspel〉 c'est à qui de faire? • wie geeft?faites! • ga uw gang!ce n'est ni fait ni à faire • het is knoeiwerkje le connais comme si je l'avais fait • ik ken hem door en door1 tot stand komen ⇒ ontstaan, gemaakt worden3 worden4 beter, rijper worden6 gebruikelijk zijn 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 comment que ça se fait? • hoe komt dat?〈 handel〉 se faire en acajou, en bleu • in mahonie, in blauw vervaardigd worden, leverbaar zijn〈 onpersoonlijk〉 il pourrait bien se faire que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is niet onwaarschijnlijk datse faire vieux • oud worden, verouderense faire à une idée • aan een idee wennença ne se fait pas! • dat, zoiets doet men niet!se faire les ongles • zijn nagels verzorgense faire une tasse de café • een kopje koffie voor zichzelf makense faire couper les cheveux • zijn haren laten knippense faire faire un costume • (zich) een pak laten makens'en faire • zich zorgen maken, zich ongerust makenne pas s'en faire • zich niet druk maken, zich nergens iets van aantrekken; 〈 ook〉 zich niet generen(ne) t'en fais pas! • (maak je maar) geen zorgen!, maak je niet dik!〈 informeel〉 il faut se le, la faire • het leven met hem, haar is geen lolletje♦voorbeelden:il fait nuit • het is nachtquel temps fait-il? • wat voor weer is het?par le temps qu'il fait • met dit weeril fait beau • het is mooi weercombien il fait aujourd'hui? • hoeveel graden is het vandaag?1. v1) maken2) doen3) doen (aan) [sport, muziek, etc.]4) afleggen [afstand]5) veroorzaken6) zijn [maten, rekenen]7) doen (alsof), spelen8) antwoorden2. se fairev2) gebeuren3) worden4) beter/rijper worden5) wennen (aan)3. il faitv -
6 jauge
-
7 roulis
-
8 appareiller
-
9 embarquer
embarquer [ãbaarkee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:embarquer qn. dans sa voiture • iemand in zijn auto meenemen, een lift gevenv( s'embarquer) -
10 coffre
coffre [kofr]〈m.〉3 〈in banken enz.〉brandkast, -kluis ⇒ safe, safeloket♦voorbeelden:coffre à outils • gereedschapskistm1) kist, koffer2) kofferruimte3) brandkast, safe4) kast [muziekinstrument]5) borstkas6) romp7) meerboei8) bekisting [bouwkunde] -
11 travers
travers [traaver]〈m.〉2 foutje ⇒ vreemd trekje, zwakheid♦voorbeelden:vent de travers • zijwind, dwarswind〈 scheepvaart〉 par le travers, en travers • dwarsscheeps, op de flank¶ à travers, au travers de • (dwars) door, doorheen, middendoor, tussendoorà travers les âges • door de eeuwen heen, in de loop der tijdenjuger à travers les préjugés de sa classe • vanuit de vooroordelen van zijn klasse beoordelenpasser à travers, au travers • ontsnappende travers • scheef, schuin, verkeerdavoir l'esprit de travers • een verwrongen geest hebbenaller de travers • mislukkenavaler de travers • zich verslikkenprendre qc. de travers • iets verkeerd opnemenraisonner de travers • krom redenerenregarder qn. de travers • iemand boos aankijkenen travers • dwars (over), overdwarsse mettre, se jeter en travers de • dwarsbomen→ tortm1) flank, zijkant2) foutje -
12 capture
capture [kaaptuur]〈v.〉4 〈 leger〉 (het) buitmaken 〈 van schip〉 ⇒ (het) prijs maken, (het) in bezit nemen 〈 van vijandelijke goederen〉f2) vangst, buit3) beslaglegging [douane] -
13 faire le point
faire le point〈 van schip〉bestek opmaken, positie bepalen; 〈 figuurlijk〉de balans opmaken, inventariseren -
14 faire tous les ports d'Afrique
faire tous les ports d'Afrique————————faire tous les ports d'AfriqueDictionnaire français-néerlandais > faire tous les ports d'Afrique
-
15 radoub
-
16 trinquet
-
17 volage
volage [vollaazĵ]1 veranderlijk ⇒ wispelturig, lichtzinnig -
18 armer
armer [aarmee]♦voorbeelden:♦voorbeelden:s'armer de tout son courage • al zijn moed verzamelen1. v1) (be)wapenen2) uitrusten (met), voorzien (van)3) versterken, wapenen [beton]4) uitrusten [schip]5) spannen [trekker]6) laden [kanon]2. s'armer (de)v -
19 dérive
dérive [deeriev]〈v.〉1 afdrijving ⇒ (af)drift, wraak♦voorbeelden:en dérive • afdrijvend, op driftf1) drift2) zwaard [schip]3) richtingsroer [vliegtuig] -
20 fond
fond [fõ]〈m.〉3 achterste ⇒ binnenste, uiterste5 ondergrond ⇒ achtergrond, fond6 wezen ⇒ kern, grond, inhoud♦voorbeelden:trouver le fond • de bodem rakenà fond • grondig, tot op de bodemdu fond du coeur • uit de grond van zijn hart2 fond de cale • lensruimte, loosgat〈 figuurlijk〉 être à fond de cale • aan de grond zitten, platzak zijnfond d'une culotte • zitvlak van een broektoucher le fond du désespoir • de uiterste wanhoop bereikenmineur de fond • (ondergrondse) mijnwerkerrâcler les fonds de tiroir • zijn laatste centen bij elkaar harken, aansprekenau fond du coeur • diep in zijn hartau fond de • onderinelle vient du (fin) fond de la province • zij is met zeven paarden uit de klei getrokkenau fin fond de • in de verste uithoek vandans le fond de la salle • achterin de zaalfond sonore • achtergrondmuziek, -geluidenfeuilles vertes sur fond rouge • groene blaadjes op een rode achtergrondle fond et la forme • vorm en inhoudremarques sur le fond • opmerkingen over de inhoudle fond historique d'une légende • de historische kern van een legendeau fond • eigenlijk, in wezendans le fond • eigenlijk, in wezen7 faire fond sur qn., qc. • op iemand, iets steunen〈 figuurlijk〉 de fond en comble • van onder tot boven, volledigle fond du panier • het uitschotle fond du sac • het geheimsteà fond de train • in ijltempo, in vliegende vaartm1) bodem, grond2) diepte, waterhoogte3) ondergrond, fundering4) hoofdzaak, wezen, kern5) achtergrond6) uithoudingsvermogen [sport]
См. также в других словарях:
Schip — steht für eine Erweiterung der Programmiersprache CHIP 8 Schip ist der Nachname von John van t Schip, ein niederländischer Trainer und ehemaliger Fußballspieler Diese Seite ist eine Begriffsklärung zu … Deutsch Wikipedia
Van Basten — Marco van Basten Marco van Basten … Wikipédia en Français
Van Basten — Marco van Basten Spielerinformationen Voller Name Marcel van Basten Geburtstag 31. Oktober 1964 Geburtsort Utrecht, Niederlande … Deutsch Wikipedia
John van ’t Schip — Spielerinformationen Voller Name Johannes Nicolaas van ’t Schip Geburtstag 30. Dezember 1963 … Deutsch Wikipedia
John Van 't Schip — Johannes Nicolaas « John » van t Schip, est un ancien footballeur néerlandais né le 30 décembre 1963 à Fort St. John en Colombie Britannique (Canada). Il faisait partie de l équipe des Pays Bas … Wikipédia en Français
John van't Schip — Johannes Nicolaas « John » van t Schip, est un ancien footballeur néerlandais né le 30 décembre 1963 à Fort St. John en Colombie Britannique (Canada). Il faisait partie de l équipe des Pays Bas … Wikipédia en Français
John van 't schip — Johannes Nicolaas « John » van t Schip, est un ancien footballeur néerlandais né le 30 décembre 1963 à Fort St. John en Colombie Britannique (Canada). Il faisait partie de l équipe des Pays Bas … Wikipédia en Français
John van 't Schip — Football manager infobox playername = John van t Schip fullname = Johannes Nicolaas van t Schip nickname = dateofbirth = birth date and age|1963|12|30 cityofbirth = Fort St. John countryofbirth = Canada currentclub = Netherlands position = Winger … Wikipedia
Marco van Basten — Personal information Full name Marcel van Basten … Wikipedia
John van 't Schip — Johannes Nicolaas « John » van t Schip, est un ancien footballeur néerlandais né le 30 décembre 1963 à Fort St. John en Colombie Britannique (Canada). Il faisait partie de l équipe des Pays Bas vainqueur de l Euro 1988 … Wikipédia en Français
John van 't Schip — Johannes Nicolaas („John“) van t Schip (* 30. Dezember 1963 in British Columbia, Kanada) ist ein ehemaliger niederländischer Fußballspieler und heutiger Trainer. Er wurde 1988 mit den Niederlanden Europameister. Insgesamt bestritt er 41… … Deutsch Wikipedia